- ei
- {{ei}}{{/term}}1 [biologie] [eicel] ovum, egg2 [met betrekking tot vogels; iets met een eivorm] egg3 [doetje] softy ⇒ soft touch, wet♦voorbeelden:2 〈figuurlijk〉 dat is het ei van Columbus • that's just the thinggepocheerde eieren • poached eggseen hard ei • a hard-boiled eggmet rotte eieren gooien (naar iemand) • throw rotten eggs (at someone); 〈figuurlijk〉 sling mud (at someone)verse eieren • new-laid/fresh eggseen vuil ei • an egg with a blood speckeen zacht(gekookt) ei • a soft-boiled egg; 〈figuurlijk〉 a softydat is voor haar een zacht(gekookt) eitje • it's a piece of cake for her〈figuurlijk〉 dat is het hele eieren eten • that's all there is to it〈figuurlijk〉 eieren kiezen voor zijn geld • make the best of a bad job〈figuurlijk〉 als een kip die haar ei niet kwijt kan • like a proper fidgeteen ei leggen/uitbroeden • lay/hatch an eggeieren met spek • bacon and eggs〈figuurlijk〉 op eieren lopen • tread on eggs〈figuurlijk〉 zijn ei niet kwijt kunnen • not get one's chance〈spreekwoord〉 beter een half ei dan een lege dop • half a loaf is better than no bread/than none
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.